Klassieke jachten bij de VKSJ
Wat we nu een scherp jacht noemen kwam midden in de 19de eeuw tot ontwikkeling. Het ging destijds om grote, zeer kostbare jachten, vaak meer dan 20 meter lang, waarin de gefortuneerde eigenaars zich met een professionele bemanning in zeilwedstrijden wilden manifesteren. Een van de beroemdste voorbeelden is de Brittania van Prince of Wales Albert Edward uit 1893, een 37 meter lange gaffelkotter. De maatverhoudingen golden lange tijd als voorbeeld voor ontwerpers. Kenmerken: een relatief smalle S-spant met jachthek, lange kiel met aangehangen roer. een relatief laag vrijboord, lange overhangen, een gaffeltopzeilkotter met enorm zeiloppervlak.
Na de Eerste Wereldoorlog begon de welstand zich wat te verbreden, werd het water in wat bredere kring als recreatiegebied ontdekt en kwam er vraag naar veel kleinere gezinsjachten, ver onder de 10 meter lengte. De negentiende 19e-eeuwse maatverhoudingen gingen niet meer op: de nieuwe jachten werden breder, het vrijboord werd hoger, de extreme overhangen verdwenen. Met de verbreding van de watersport gingen regionale geografische verschillen een rol in het jachtontwerp spelen. In Engeland was behoefte aan kleine zeegaande scheepjes en aan jachten voor de kreken en rivieren langs de kust, in Nederland aan jachtjes geschikt voor de ondiepe, relatief beschutte merengebieden en rond de Oostzee en de Scandinavische wateren aan kleine zeegaande jachten, maar ook aan jachten waarmee men in de smalle wateren langs de scherenkusten onder zeil voortgang kon maken. Ook werden andere constructietechnieken populair, zoals de goedkoper te bouwen knikspantromp.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderden de maatschappelijke verhoudingen opnieuw en ontstond een dynamische economische groei, die op den duur tot een stormachtige ontwikkeling van de watersport zou lijden. De toepassing van kunststoffen als bouwmateriaal en de serieproductie van jachten brachten de bouwkosten naar beneden en lieten een vrijere vorm toe, waardoor de mogelijkheden tot ‘jachtdesign’ sterk toenamen. Een goed voorbeeld vormt de serie jachten rondom de Pionier van Ricus van de Stadt met zijn expressieve kajuittoegangen en vloeiend vormgegeven luiken. Ook de kennis van aero- en hydrodynamiek nam toe. Van de Stadts Zeevalk toonde de superieure zeileigenschappen van een knikspant met korte kiel en vrijhangend roer aan. Een latere Nederlandse ontdekking was de vleugelkiel, die tot minder turbulentie in het water onder de kiel leidde en bovendien minder diepgang mogelijk maakte. De Australia II dankte er America’s Cup aan.
Maar de ontwikkeling van het scherpe jacht voltrok niet zonder terugslagen. Een nieuwe meetformule, de IOR, leidde vanaf 1970 o.a. tot jachten met een zeer gering nat oppervlak, wat de stabiliteit aantastte. Bij een zware storm tijdens de Fastnetrace 1979 werden 24 jachten verlaten en vonden 15 wedstrijdzeilers de dood.
In Nederland, waar staalbouw en lastechnieken populair waren in de jachtbouw, kwamen in deze tijd een aantal typen zeer simpel vormgegeven in serie gebouwde stalen knikspantzeiljachten op de markt. Deze waren zeer betaalbaar en droegen daarmee zeker bij tot de verbreding van de watersport, maar qua zeileigenschappen, met name op aandewindse trajecten en bij zeegang, waren de prestaties zeer matig en ook qua scheepsesthetiek waren ze onaantrekkelijk. Toen de markt hiervoor verzadigd raakte huurden enkele van de werven die zich hierop toegelegd hadden gerenommeerde ontwerpers in om in een hoger marktsegment aan te spreken. Met name de door Van de Stadt ontworpen Wibo’s waren zeer succesvol.
Kijken we naar de naoorlogse ontwikkeling van het scherpe jacht dan zien we hoe uiteindelijk een wereldwijde markt is ontstaan die aan uiteenlopende consumentenverlangens kan beantwoorden. Het accent ligt op ruimte en comfort, veelal in jachten met een eigentijdse uitstraling. Maar ook traditionele S-spantjachten met overhangen en een gematigd vrijboord worden nog steeds gebouwd. Ook enkele Nederlandse ontwerpers als Olivier van Meer en Martin Bekebrede hebben zich toegelegd op traditionele jachten, die zowel in staal als in kunststof worden uitgevoerd, Opvallend is het aanbod in hybride jachten: schepen met een traditionele uitstraling en een hypermodern onderwaterschip, doorgaans met vinkiel en vrijhangend roer. Een recente ontwikkeling vormen de dagzeilers met een accent op snelheid – onder deze jachtjes ziet men relatief geringere breedtes, lagere vrijboorden en overhangen terugkeren.
In de internationale wedstrijdzeilerij stuiten we op technieken als zwenkkielen en foils, die vooral op professionele wedstrijdzeilers zijn afgestemd. Bij wereldomspannende zeilevenementen zijn de te zeilen rakken doorgaans ruim bezeild. Dit leidde recent tot ontwerpen van jachten met extreem brede achterschepen, ten behoeve van goede ruimwindse zeileigenschappen. Opvallend is dat de grote Europese productiewerven deze trend volgen. Driehoekige plattegronden met de grootste breedte in het achterschip vormen de nieuwe standaard. Maar de gemiddelde watersporter vaart ook regelmatig aan de wind. Een zo’n enorme cockpit is leuk om met mooi weer een feestje in te geven, maar met barre weersomstandigheden zit er je wel erg onbeschermd.
Een bijzondere plaats onder de Nederlandse jachtontwerpers nemen Dick Koopmans sr. en jr. in. Een Koopmans-otwerp is altijd wel te herkennen. Een vloeiende rompvorm, om de romp bij helling zo symmetrisch mogelijk te houden, een lichte zeeg. Een kleine lage opbouw en veel ruimte aan dek. Lang niet alles aan een schip is uit te rekenen, aldus Koopmans sr. Heel veel eigen zeilervaring is essentieel. Beiden hebben ze duizenden mijlen zeilervaring. Het gaat hen bij hun ontwerpen meer om goede stuureigenschappen dan absolute snelheid. Dat je met plezier naar en schip kijkt, is voor hen ook een ontwerp uitgangspunt. Velen zien de Koopmans ontwerpen als ‘moderne klassiekers’.
Toelating klassieke jachten bij de VKSJ
Welke schepen laten we nu bij de VKSJ toe als klassiek jacht? Bij onze koepelorganisatie FVEN hanteert men in het register van varend erfgoed en varende monumenten een leeftijdsgrens van 50 jaar. Vanaf het bouwjaar wel te verstaan, niet vanaf het ontwerpjaar. Soortgelijke schepen kunnen dus, afhankelijk van het bouwjaar, wel of geen varend erfgoed of monument zijn. Bij zeiljachten is het de traditie dat populaire types, jachten als bijvoorbeeld de Scandinavische volksboot, de Vertue of de Trewes, soms gedurende een groot aantal jaren gebouwd worden. Maar de ene Vertue is natuurlijk niet ‘klassieker’ dan de ander. Bij de verschillende behoudsorganisatiers staat voorop dat het om historisch erfgoed moet gaan en hanteert men vaak termen als ‘karakteristiek’ voor een bepaalde periode. Bij scherpe zeiljachten echter is de verscheidenheid aan typen zeer groot en kan men moeilijk van ‘karakteristiek’spreken. Bij de VKSJ worden vanouds ook kwaliteitscriteria gehanteerd, al zijn die vaak niet expliciet vastgelegd.
Wat betekent de term ‘klassiek’ eigenlijk? Met de term klassiek verwijzen we naar kwaliteiten van objecten, die niet tijdgebonden zijn, kwaliteiten die altijd herkend worden. Klassieke muziek kan zowel betrekking hebben op componisten als Vivaldi, Mozart, Brahms als Sjostakovitsj. Tussen ieder van deze componisten zit ongeveer een eeuw verschil. Zo kunnen we ook naar klassieke jachten kijken, we kijken dan niet naar specifieke jachten als ideaal, zoals de bovengenoemde Brittannia, maar naar de eigenschappen op basis waarvan jachten als klassiek herkend worden. Op deze wijze kunnen kenmerken van klassieke jachten ook als inspiratiebron van eigentijdse ontwerpers dienen. Aan die ‘klassieke’ eigenschappen kunnen we een aantal aspecten onderscheiden.
Materiaal/Constructie
Stevigheid en duurzaamheid zijn essentieel bij een klassiek zeiljacht, verwacht mag worden dat materiaalgebruik en constructie voldoende stevig zijn om bij normaal onderhoud gedurende lange tijd een veilige vaart te garanderen. Het komt helaas voor dat in geval van prijsconcurrentie tussen aanbieders te sterk op materialen bezuinigd wordt, bijvoorbeeld op de kwaliteit van plaatmateriaal bij houtbouw of op de kwaliteit van de hars bij het bouwen in kunststof, of dat er te licht gebouwd wordt om materiaal te besparen. Dat doet afbreuk aan het klassieke karakter van een jacht.
Zeileigenschappen
Bij de VKSJ aangesloten jachten zijn voor het merendeel gezinstoerjachten tussen de acht en elf meter lang, die met een kleine bemanning gemakkelijk en veilig te zeilen zijn. Eenvoud is hier het sleutelwoord. Een klassiek jacht is stuurstabiel en qua scheepsbeweging goed opgewassen tegen golfslag en zeegang. De algemene stabiliteit dient ruim voldoende te zijn voor het water, waarvoor het jacht ontworpen is. Het zeiloppervlak dient over voldoende zeilen verdeeld te zijn om deze met de hand of met handlieren te kunnen bedienen. In geval van naderend slecht weer is het van belang dat het schip een vlotte zeiler is, ook aan de wind, om tijdig een haven te kunnen bereiken, maar ook moet het schip over capaciteiten beschikken om bijgelegd zwaar weer te kunnen weerstaan zonder teveel te verlijeren. Qua zeileigenschappen zijnn klassieke jachten universeel van karakter; je kunt er bij alle windrichtingen en uiteenlopende weersomstandigheden mee uit de voeten. Kleinere en ook veel grotere jachten, alsmede specifiek voor wedstrijden ontworpen en gebouwde jachten zijn ook welkom bij de VKSJ. Bij de toelating kan met bijzondere eigenschappen van aangemelde jachten rekening worden gehouden.
Inrichting
Een klassiek jacht is zodanig ingericht dat de bemanning tijdens de navigatie niet onnodig vermoeid raakt, redelijk comfortabel aan boord kan verblijven en voldoende kan rusten. Dit vereist een veilige en beschutte cockpit van waaruit het schip genavigeerd wordt, de mogelijkheid om zich veilig over dek ter bewegen en voldoende kajuit- en slaapruimte en verblijfsvoorzieningen (kombuis, drinkwater, toiletgelegenheid) voor de hele bemanning.
Vorm
Van de jachtontwerper Dick Koopmans sr. is de uitspraak dat je met plezier naar en schip moet kijken en dat dat een ontwerpopgave is. Harmonie is hier het sleutelwoord. Met een klassiek zeiljacht begeef je je door ongerepte natuur en het is de opgave om deze niet te verstoren. Dat geldt zowel voor het lozen van afval als voor de visuele indruk die een schip teweeg brengt. Typerend voor het landschap op en om het water zijn glooiende en vloeiende vormen. In het klassieke jachtontwerp vinden wie die vormen vooral terug in een vloeiende rompvorm met een lichte zeeg.
Ruime interpretatie
Het scherpe zeiljacht, zoals we dat nu kennen, kent een geschiedenis van een kleine twee eeuwen. In die periode is sprake geweest van een enorme ontwikkeling in constructietechnieken, in gebruikte materialen, in kennis over hydro- en aerodynamica, maar ook van een enorme maatschappelijke ontwikkeling die ertoe leidde dat de watersport voor steeds meer groepen mensen toegankelijk werd, en steeds meer gebieden, met ieder hun bijzondere eigenschappen, als watersportgebied herkend werden. Ook bij het beoogde gebruik, zowel bij toer – als wedstrijdjachten, was sprake van een enorme dynamiek: dagzeilen, weekend- en vakantietochten, lange zee- en wereldreizen, kortdurende wedstrijden, meerdaagse zeeraces, wereldomvattende etapperaces.
Bij ieder van deze ontwikkelingen kwamen jachtontwerpers voor nieuwe vragen te staan. Hoewel de kennis groeide is het gedrag van een zeiljacht nooit helemaal te berekenen, zodat de praktische zeilervaring en creativiteit van de ontwerpers een doorslaggevende rol bleven spelen. Terwijl ontwerpers als Thomas Harrison Butler en Maurice Griffith door kleine, met veel vakmanschap uitgevoerde ontwerpaanpassingen bestaande tradities opfristen, kwamen collega’s als Jack Laurent Giles, Uffa Fox en Ricus van de Stadt soms met baanbrekende vernieuwingen. Iedere historische periode schept daarbij zijn eigen tijdsbeeld van de watersport met binnen zo’n tijdsbeeld ook weer markante verschillen. Die tijdsbeelden bieden een fascinerend uitzicht op de ontwikkeling van de watersport en vormen tevens een uitdaging voor ontwerpers van vandaag om in die klassieke traditie verder te gaan.
Wat klassieke jachten kenmerkt is het evenwicht tussen constructie, zeileigenschappen, inrichting en vorm – het zijn doorgaans vergevingsgezinde alleskunners op uiteenlopende soorten wateren. Maar de enorme verscheidenheid aan historische en eigentijdse jachttypen brengt met zich mee dat bovengenoemde toelatingscriteria ruim geïnterpreteerd moeten worden om recht te doen aan de rijke ontwikkeling van jachten in verleden en heden.