
Status schip | Toegelaten |
Naam schip | Drômendief |
VKSJ nummer | V1184 |
Varend erfgoed | Ja |
Type schip | Draak |
Bouwwijze | karveel, kopergeklonken |
Ontwerper | Johan Anker |
Ontwerp jaar | 1927 |
Bouwer/werf | Baaij, Loosdrecht |
Bouwjaar | 1939 |
Romp vorm | S-spant |
Vorm van de kiel | doorgebouwd |
Maximum diepgang | 1.20 m m. |
Vorm van de achtersteven | jachthek |
Positie van het roer/td> | doorgestoken, opgehangen aan kiel |
Tuigvorm | torensloep |
Lengte over stevens | 8.90 m m. |
Breedte op de huid | 1.96 m m. |
Materiaal romp | hout, eiken op Noors grenen spanten |
Materiaal opbouw | hout |
Materiaal mast | aluminium |
Motor | buitenboordmotor benzine |
Schroef type | 3-blads vaste schroef |
Waterverplaatsing | 1752 kg |
Waarvan ballast | 1000 kg |
Kooktoestel | geen |
Vaste_slaapplaatsen | geen |
Thuishaven | Giesbeek |
Geschiedenis | De Drômendief is een draak van Nederlandse bodem. Zij is in 1939 gebouwd bij Baay, een gerenommeerde werf bij Loosdrecht. G. Baay was vanaf het begin van de twintigste eeuw actief in de bouw van sloepen en wherries. Eerst in Amsterdam, later in Loosdrecht. Op het internet is een en ander te achterhalen. Interessant voor diegene die alles wil weten over de ontwikkeling in de jachtbouw in Nederland. Aardig is te zien dat Baay oorspronkelijk een samenwerking had met Thiebout, wiens inbreng meer de bedrijfsvoering betrof. Dat kom je vaker tegen in de wereld van de bootjesbouw. De een is meer creatief, de ander heeft meer zicht op de calculatie. Het ene kan niet zonder het andere. De naam Baay deed meteen een herinnering bij mij naar boven komen. Mijn vader had op een goede dag, medio jaren 50, een aangepaste 16m2 van Baay gekocht. De Windekind: mooie gangenbouw in mahoniehout, met een midzwaard en katoenen zeilen, een heerlijke boot. We lagen ermee aan de Westeinderplas, waar ook de Drômendief in die tijd rondvoer. Ze was eigendom van de familie van Roessel, goede bekenden. Die hadden in die tijd ook een Pluis (zoals de jeugdklasse ook wel genoemd werd) voor de kinderen Eric en Paula van Roessel, naderhand cracks in de Olympiajollenklasse. Wij hadden een 10- en later een 12-voetsjol, die uiteindelijk weer werd opgevolgd door een Stern van Ricus van de Stadt. Zo kwam het dat ik in die tijd nog wel eens met de Drômendief (zij heette toen Trintel) meegezeild heb. Voor een jollenzeiler een hele belevenis die ik nooit zal vergeten. Met name die moeiteloze bootsnelheid maakte grote indruk. Oorspronkelijk was de Draak anders getuigd. De mast stond verder naar achteren, er was maar één zalingpaar en de fok greep lager aan de mast aan. Van het voordek naar de masttop was een extra stag waaraan geen voorzeil werd gevoerd. De enige functie ervan was om samen met het achterstag de masttop boven de mastvoet te houden en de mast in trim te houden. De kajuit was ingericht met een sobere accommodatie. Overnachten aan boord was gewoon. De Draak was bedoeld als toerboot. De kajuit was ingericht met een tweetal raampjes aan weerszijde. Het kajuitdak was wat bol uitgevoerd, om tenminste binnen een weinig zithoogte te hebben. Een slaapzak, een primus en een emmer waren de basisvoorzieningen. Op zee zeilen met een Draak is een behoorlijk natte bezigheid. Er wil wel eens een golfje over komen. Een goede pomp is dan onontbeerlijk. De oorspronkelijke tuigage kenmerkte zich door het laag aan de mast aangrijpende voorzeil en een stel brede zalings. Deze waren zo breed dat de genua aan de wind gehinderd werd door het lijstag. Het voorstag, van top tot boegbeslag, hinderde een effectieve spinakervoering buitenom. De combinatie van de iets naar voren geplaatste mast met een moderner en vooral smaller zalingstel, een knikstag en bakstagen maakten van de Draak een sublieme zeilboot, die bij alle weer inzetbaar is. Hij kan naar alle omstandigheden worden getrimd. Goed onderhouden Draken die in hout gebouwd zijn, kunnen het nog steeds met succes opnemen tegen polyester draken. De Draak is een stijf schip, deels door het hoge ballastaandeel en deels door de omstandigheid dat hij, mits goed getrimd, winddruk snel omzet in snelheid. Het gewicht van de bemanning kan hierbij aanzienlijk bijdragen aan de stabiliteit en het zeildraagvermogen. De modernisering van de Draak heeft wel een typisch Nederlands kenmerk van de toerdraak verloren doen gaan, de strijkbare mast. Dat bleek geen probleem, met een afneembare 2-poot die vooruit en achteruit werd getuid kan men met twee personen de mast zetten en strijken, mits er niet te veel wind was. Ik heb daarvan nog een filmpje uit die tijd. Ten slotte, de Draak is oorspronkelijk ontworpen als eenheidsklasse en een prijsgunstig alternatief voor scherenkruisers, om mee te toeren en om wedstrijdjes te zeilen op meren en in de kustwateren van Zweden en Noorwegen. Dat de Draak veel meer kon is beschreven in het boekje ‘Het verhaal van een Draak’ van Scott Morin over zijn reis met Conny van Rietschoten. De betreffende draak was gebouwd bij Mc Gruer. De tocht voerde van Schotland door de Ierse zee, zuidelijk om Engeland naar Rotterdam en daarvandaan binnendoor naar het Noorden, om vervolgens via het Kielerkanaal bij de Oostzee uit te komen. Daar ging het noordwaarts, via Hirtshals het Skagerrak over naar Arendal. Uiteindelijk moest men ook weer terug. Een heel lezenswaardig verhaal! De Gerda, zo heette deze Draak, kreeg wel op zijn donder. Zo moest men tijdens de eerste oversteek van Denemarken naar Noorwegen spoorslags terug voor een reparatie aan de boeg, waar een aantal planken uit het stevenhout waren gebroken tijdens zware golfslag! In de buurt van Arendal werd ook nog een rotsblok aangetikt met de gietijzeren kiel, hetgeen wederom betekende dat Gerda even de kant op moest… De huid van zo’n Draak was veelal van grenenhout, de spanten van gebogen eiken en ook de kiel- en stevenbalken waren van eikenhout. Niet andersom! Het dek werd veelal gedoekt over de Oregon dekdelen. De kajuit zijkanten waren van mahoniehout, evenals de inhouten en het vissingstuk. Wilde je een geheel mahoniehouten romp, dan was dat natuurlijk wel wat duurder. Sinds de Draak Olympische klasse werd, is de nieuwbouwprijs geëxplodeerd. Dat is ook met de FD gebeurd. Sowieso is elke klasse van aanzien op de wedstrijdvelden geleidelijk aan onbetaalbaar geworden. Het wedstrijdzeilen is sterk veranderd. Naar wedstrijden werd je doorgaans gesleept, of je zeilde. In nauwe havens werd gepeddeld, of met een puntje grootzeil of het fokje geduldig gedreven. Een zware buitenboordmotor is niet goed voor een Draak! Nu zijn de wedstrijden korter met ‘op en neer’ baantjes. De boten komen op trailers er wordt niet meer bij de startplek gekampeerd. De Drômendief heeft door de jaren heen een ware metamorfose ondergaan. Ze is een moderne draak geworden, met het nieuwe zeilplan, de aluminium rondhouten, een gelakt multiplex dek en de kleine vaste roef waaronder alle trimvoorzieningen goed bereikbaar zijn. De schuifopening in het voordek met daaronder de spinaker shute is ook bij de Drômendief aanwezig. Het schip is aan de buitenzijde in de epoxymatten gezet en worden van binnen in het zout gehouden. Dit is een ideale conservering op zoet water waar houten boten rotgevoelig zijn. Het onderschip wordt van beide boten behandeld met uiervaseline op een stevige HD-coating. Dit is niet alleen veel eenvoudiger in gebruik maar ook veel milieuvriendelijker.
Het is schip is gebouwd door Baaij Loosdrecht in 1939 en gerestaureerd door de Scheepstimmermanschool in Alkmaar, waarna deze is gemeten op 12-07-1986. De boot is toen voorzien van het toen actuele wedstrijdtuig met spinaker luik in het voorschip. De boot is omgenummerd naar het nummer H17. Bij Imhof Leiden, die de tuigage heeft geleverd, is achterhaald dat het een bij Baaij gebouwde Draak is. De Historische Kring Loosdrecht ondersteunt dit na onderzoek van de constructie van de gangen, eiken op Noors grenen en koper geklonken. Het is vrijwel zeker de D H47, met als eerste naam Trintel. Alle bekende gegevens zijn op de website www.draakzeilen.nl te zien. Deze boot heeft meegevaren bij diverse Nederlandse kampioenschappen en ging vrijwel altijd bij eerste 5 boten over de finish. Overzicht verschillende eigenaars en naamgeving: ‘40-’47 Trintel, D. C. C. Reinders, Amsterdam; ‘48 Trintel. J. W. R. Tilanus, Almelo; ‘49-’52 Trintel, C. J. Boele, Kampen; ‘53-’54 Trintel, P. A. W. van Roessel, Amsterdam; ? Boot verkocht naar Duitsland; ‘81-’98 Lucifer, Kees Jonker, Amsterdam. Restauratie, na de restauratie werd de boot (wellicht) de H-17; ‘98-’99, Jacho van Olst, Almere; ‘99- ‘00 Ludi Smeele, Naarden; ‘01- nu Dromendief, Jelle Doorn, Zutphen. De Dromendief heeft haar oorspronkelijke zeilnummer H47 teruggekregen. |